Uit de 900-jarige historie van Hommersum
Het eerste noch bestaande document over de plaats Hommersum is een document gedateerd 30 september 1118. Hieruit kan worden afgeleid dat de kerk in Hommersum al een “kerk” is met alle bij een kerk behorende patronaatsrechten.
Met dit document schenkt graaf Gerhard von Gelder de kerk van Hummersheim, zoals Hommersum toen heette, met de daarbij behorende hoofdboerderij , aan de door hem nieuw gestichte kerk en klooster in Wassenberg.
Dit document is het eerste gedocumenteerde bewijs van het dorp en een kopie is beschikbaar bij de gemeente Hommersum.
„Oprichting van de abdij en kerk van Wassenberg“
Over de geschiedenis van het document: Op 30 september 1118 stichtte Gerhard, graaf von Wassenberg een klooster en een kerk aan de voet van zijn kasteel. Deze gebeurtenis werd natuurlijk schriftelijk vastgelegd in een document en door vele getuigen bevestigd en door meerdere zegels gewaarmerkt.
De graaf geeft deze kerk land, tiendenafdracht, belastingvrijstelling, schenkingen en andere inkomsten en natuurlijk wat goederen voor haar bestaan.
Echter, 145 jaar later, op 27 oktober 1263, is dit originele document al erg beschadigd en waarschijnlijk deels niet meer geldig. Op deze dag verschijnt Magister Renerus, Scholaster (directeur, leraar) uit Tongeren om namens bisschop Heinrich von Luik het klooster te inspecteren (controleren).
De Magister vindt het oprichtingsdocument uit 1118, maar het is al zoals hij het beschreef: bijna volledig bedorven in schrift en zegel. (Waarschijnlijk vanwege het slechte papier of onjuiste opslag).
Om het risico voor financiele schade voor het klooster en de kerk door het verloren gaan van het document tegen te gaan , besluit hij het document woordelijk (kopie) te vernieuwen, wat dan ook meteen gebeurt en amper een maand later wordt het door de bisschop van Luik als nieuw document goedgekeurd (gewaarmerkt) en voorzien van het bisschoppelijk zegel.
Magister Renerus legt dit uit op het voorblad van dit certificaat.
Na de visitatie van 1263 zal het document zeker zeer goed worden bewaard, want het is anno 2018 nog zeer goed bewaard gebleven bij de lokale geschiedenisvereniging Wassenberg.
Vertaling van de oorkonde:
In de naam van de heilige en onverdeelde Drie-eenheid! Laat alle gelovige zonen van de heilige moederkerk weten dat ik, graaf Gerhard, een kerk heb gebouwd op mijn landgoed in Wassenberg ter ere van de heilige Maria, moeder van God en de heilige martelaar George voor de redding van mijn ziel en die van mijn vader en mijn andere voorouders. Hij werd ingewijd door de eerbiedwaardige bisschop van Luik, de heer Otbert. Op goddelijke duiding heen, heb ik besloten haar te schenken en uit te rusten uit mijn bezittingen. Ik heb ook van dezelfde bisschop, van de aartsdiaken en van de decaan, op mijn verzoek en op basis van mijn diensten, verkregen dat de kerk vrij blijft van elke belasting, met uitzondering van de synodale belasting. Daarom heb ik al mijn bezittingen in Munemunte met alle tiendenafgaven aan deze kerk overgedragen als een inkomsten voor de broeders die God daar dienen, met uitzondering van mijn priesters met hun leengoederen.
Ik heb ook aan de kerk overgedragen de helft van de (kerk)inkomsten van Birgelen, de helft van Steinkirchen als ook de kerk in Hummersheim met alle rechten, een achtste deel van de kerkinkomsten van Weirte, de boerderij Eilenchoven, de kerk in Havert, in rente van vijf Maastrichtse (of Utrecht = Traiectensis monete) schillings, een priester met zijn leengoederen, de tienden in Rothusen, een landgoed in Granterath, een deel van een landgoed in Löven, een landgoed in Golkerath, een deel van een landgoed in Breyell en de kerk van Wildenrath.
Sommige priesters hebben oprecht gehoor gegeven aan mijn oprechte wens en hebben, als voorzorgsmaatregel voor de redding van hun ziel, delen van hun eigendom overgedragen aan deze kerk, namelijk Sigebodo, bijgenaamd Strabo, een volledig eigendom, maar waarvan zijn vrouw, als ze hem overleeft, zal profiteren; hij schonk ook vijf shilling per jaar. Evenzo schonk een vrijheer, Ezzo genaamd, een deel van zijn eigendom, dat tussen het bovengenoemde eigendom ligt en wat 30 Keulse denarii per jaar opbrengt. Het baljuwschap van de landgoederen van deze kerk, die er tot op de dag van vandaag aan toebehoord zijn en zullen zijn, heb ik gereserveerd voor mezelf en wie dan ook de erfgenaam van het kasteel zal zijn en toespreken in Wassenberg, waarbij ik alleen de gebeden van de broeders vraag als compensatie voor dit baljuwschap. Maar omdat menselijke kwetsbaarheid helaas elke dag neigt tot zondigen, en het nageslacht de beslissingen van de voorouders niet genoeg waardeert, heb ik deze oorkonde over de overdracht van goederen en hun bestemming laten opstellen en bekrachtigd door het zegel van de eerbiedwaardige bisschop van Luik, de heer Otbert. Ik heb ook geregelt dat de door hem (de bisschop) aan de kerk verleende vrijheid en mijn wettelijke decreten (hierover) werden bevestigd door zijn (de bisschop) gebod, zodat nu, door de waarheidsgetrouwe getuigenis van dit document en door het opleggen van het bisschoppelijk verbod, iedereen die, ondanks alles, durft te handelen in strijd met zijn (de bisschop) goedkeuring en mijn getuigenis kan worden veroordeeld en onderdrukt als schuldig.
Bij de verlening van de hierboven beschreven rechten en beschikkingen waren geschikte getuigen aanwezig wier namen hierna volgen:
Herr Friedrich, provoost in St. Lambertus; decaan Heinrich; aartsdiaken Andrew; aartsdiaken Alexander; aartsdiaken Almannus; aartsdiaken Steppo; de priesters Arnulf, Stephan, Emmo, Johannes; Liezelin, provoost van het Heilig Kruis; Nicolaas, provoost bij St. Dionys; de kanunnik Wido; de vrije mannen Engelbert von Bugenheim; Reinhard von Stalburg (Stolberg); Gerhard von Berg; Goswin van Sisteren; Heribert, zoon van Heribert van Merlijn.
Dit werd geschreven in het jaar van de Inkarnatie van de Heer 1118, in de 11e Indicatie, ten tijde van het bewind van keizer Hendrik V, op de dag voor de kalender van oktober (30 september 1118).
“Overwegende dat wat er in dit document staat redelijk en goed geregeld is, bevestigen en erkennen wij, op grond van het gezag dat ons is verleend door onze voornoemde Heer Bisschop, door dit schrijven alles wat hierin is gezegd. Als getuige en voor altijd plakken wij ons zegel op dit document.”
(Opnieuw) geschreven en gegeven in het jaar des Heren 1263, op de wake van de apostelen Simon en Juda (17 oktober 1263)
(c) HVV / Franz Urselmans 2018